WEDSTRIJDREGLEMENT

Reglement Trekkertrek Postel

Het trekkend voertuig

Onder het trekkend voertuig wordt verstaan zowel tractoren, trucks, auto’s en jeeps.

1. Een voertuig mag niet voorzien worden van banden met stalen kammen, kettingen of iets dergelijks. De rubberbanden mogen niet opgesneden zijn. Uitzondering hierop vormen de sportreeksen waarbij de banden wel mogen opgesneden zijn. Dubbellucht is toegelaten.

2. Een voertuig mag niet breder zijn dan 3 m, met uitzondering van de deelnemers in de vrije klasse of deense klasse.

3. Een voertuig wordt gewogen met de deelnemende chauffeur (de organisatie kan desgevallend overgaan naar een tolerantie van 100kg en enkel als het balastgewicht niet deelbaar is). De plaatselijke weegbrug geldt als juist gewicht. Na de weging mag de trekker op geen enkele wijze verzwaard worden. Na de weging mag er niet aan de tractor gesleuteld worden.

4. Een voertuig mag ballastgewichten hebben mits:

a. Deze geen gevaar mogen opleveren voor de bestuurder en de sleepwagenbemanning.
b. Deze vast en niet beweegbaar aan het voertuig bevestigd zijn.
c. Deze niet meer dan 10 cm achter de achterwielen uitsteken.
d. Deze niet hoger dan de achterspatborden bevestigd zijn.
e. Er een ruimte van minimaal 30 cm hoog en 15 cm breed recht boven de trekhaak vrij is van elk obstakel.
f. Deze maximaal 85 cm (bij 7,5 ton en zwaarder 145 cm) voor het voertuig uitsteken, gemeten vanaf de voorzijde van de motorkapgrille.
g. Deze bevestigd zijn zodanig dat het voertuig op een veilige manier over de weegbrug kan rijden.

5. Een voertuig mag niet voorzien zijn van (injectie of toevoeging van) andere brandstof dan diesel (volgens EN 590 norm). Uitzondering hierop zijn bepaalde sportreeksen of jeep- en autoreeksen, hiervoor gelden andere bijkomende veiligheidseisen.

6. Een voertuig moet een degelijke veiligheidsbeugel of veiligheidscabine hebben.

7. Een voertuig moet BA(België) – WA+(Nederland) verzekerd zijn en deze polis dient een clausule voor deelname aan ‘pulling-wedstrijden’ te bevatten. De deelnemer moet dit aan de organisatie kunnen aantonen.

8. Een voertuig mag het terrein niet onnodig beschadigen en op het terrein niet te hard rijden (max. 5 km/uur). Men kan voor de veroorzaakte schade aansprakelijk gesteld worden.

9. Een voertuig moet steigerbegrenzers hebben met sleepvoetjes en hiervoor geldt:

a. Dat de hefinrichting hiervoor gebruikt mag worden als deze degelijk geblokkeerd is, de snelkoppelingen degelijk vergrendeld zijn en de sleepvoetjes niet kunnen kantelen.
b. Dat er geen verbinding mag zijn tussen de beide hefarmen of beide steigerbegrenzer en de trekhaak.
c. Dat de steigerbegrenzers geen hinder mogen vormen bij het aanhaken.
d. Dat de steigerbegrenzer het voertuig moeten kunnen dragen in de zwaarste gewichtsklasse waarin het deelneemt.
e. De steigerbegrenzer mag max. 25 cm boven de grond uitkomen en moet min. 20 cm achter de tractor uitkomen.
f. Er gelden specifieke regels voor trucks, auto’s en jeeps.
g. Voor tractoren met vierwielaandrijving in de klassen vanaf 7,5 ton en meer gelden de punten 9.1 t.e.m. 9.5 niet. Deze worden immers vrijgesteld van steigerbegrenzers

10. Een voertuig moet een degelijke trekhaak hebben die:

a. Een inpikoog heeft van minimaal 75 mm en maximaal 5 cm verwijderd is van het achterste punt van de trekhaak
b. Een aankoppelhoogte heeft die niet hoger is als gesteld voor betreffende klasse.
c. Geen topstang verbinding heeft met een punt boven het hart van de achteras.
d. In alle richtingen spelingvrij is gemonteerd. Deze mag dus niet scharnieren tijdens de trekpoging
e. Minimaal 45 cm vanaf het hart achterwiel aangehaakt wordt voor tractoren
f. Indien er sprake is van voorasvering, wordt er gemeten in de laagste stand van de voorasvering
g. Bij het gebruik van een losse ring of topschalm aan de vaste trekhaak, wordt de lengte en hoogte van de vaste trekhaak gehanteerd, dus wordt er gemeten zonder de aanwezigheid van de ring of topschalm.
h. De ketting dient verticaal ingehaakt te kunnen worden.
i. De trekhaakhoogte bedraagt 50 cm voor reeksen tot en met 6,5 ton en 60 cm zwaarder dan 6,5 ton. Dit wordt gemeten vanaf de grond. Een organisatie kan hiervan afwijken.
j. Een ruimte van 150 mm breed en 300 mm hoog boven de trekhaak dient vrij te blijven van elk obstakel (inclusief gewichten en steigerbegrenzers) voor gemakkelijk aan- en afkoppelen aan de sleepwagen.
k. Er mag maar 1 trekhaak aanwezig zijn.
l. Zowel de haak als de ketting moeten vrij kunnen bewegen in de trekhaak.

11. Een voertuig moet aan de voorkant een aanhaakpunt hebben i.v.m. wegslepen.

12. Een voertuig moet voorzien zijn van goed werkende remmen.

13. Een voertuig mag enkel draaien indien de bestuurder zich op de bestuurdersplaats bevindt. De bestuurder mag zijn bestuurdersplaats van het voertuig pas verlaten nadat de motor volledig tot stilstand gebracht werd.

14. Tijdens het rijden mag enkel de bestuurder zich op het voertuig bevinden. Meerijden is enkel toegelaten buiten de baan en het ‘parc-ferme’. Uitzondering hierop zijn de jeeps en trucks waar een bijrijder mag hebben.

15. Een voertuig die voorzien is van een turbo zonder geluidsdemper moet een uitlaat hebben die voorzien is van een kruis.

16. Een voertuig mag slechts eenmaal in dezelfde klasse deelnemen.

Indeling van de tractorreeksen en specifieke reglementering

Standaardtractoren

Voor standaardtractoren gelden volgende regels:

1. De tractor moet een standaard landbouw- of fabriekstractor zijn zonder wijzigingen. Bij twijfel door de wedstrijdjury is het de deelnemer die moet bewijzen dat de tractor een ongewijzigd is.

2. De complete hefinrichting en standaard aftakas moeten aanwezig zijn.

3. De banden mogen niet opgesneden zijn. Dubbel lucht, stalen kammen of kettingen op de banden zijn niet toegestaan.

4. De maximale breedte is 3 meter. Vrije landbouwklasse en deense klasse mag breder zijn, mits veilig.

5. Mag niet voorzien zijn van (injectie of toevoeging) andere brandstof dan diesel, uitzondering hierop vormen de nieuwe generatie tractoren met toevoeging van Ad Blue.

6. Alle onderdelen van de tractor dienen deugdelijk vast te zitten (accu, wielen, gewichten). Gewichten los in de cabine is niet toegestaan.

7. Originele motorkappen met merk en type aanduiding zijn verplicht.

8. Het toerental van de tractor mag niet meer dan 2700 omw./min. Zijn.

9. De tractor mag geen overmatige rookontwikkeling maken en niet optoeren bij de start.

10. De indeling in reeksen gebeurd door elke organisatie afzonderlijk, tenzij de wedstrijd deel uitmaakt van een specifieke competitie, dan worden deze reeksen aangehouden.

11. Tractoren met de uitlaatbuis recht bovenop de turbo moeten voorzien zijn van een kruis in de uitlaat tenzij de originele demper gebruikt wordt.

12. Alle tractoren in de landbouwklasse dienen een originele koppeling te hebben en bezitten geen vorm van meerplaatskoppelingen.

Boerensporttractoren

Voor Boerensporttractoren gelden volgende regels:

1. De tractor moet voorzien zijn van de standaard achterbrug, de standaardbehuizing van de versnellingsbak en een standaard motorblok. Deze combinatie moet geleverd zijn in een standaard landbouwtractor. Het voorfront dient origineel te zijn. Er mag maximaal 1 turbo aanwezig zijn.

2. De motor origineel zijn en mag niet opgeliterd zijn.

3. De brandstofpomp mag bij alle tractoren een Bosch A en CAV Minimec (Simms) zijn of moet uiterlijk origineel zijn. P-pompen, Bosch MW-pompen of licenties daarvan zijn alleen toegestaan mits origineel op de tractor geleverd. Motor met pomp bepaald immers het type tractor.

4. De in- en uitlaatspruitstukken mogen niet merkvreemd zijn, de voet aanpassen mag echter wel.

5. Tussen de motor en het koppelingshuis is een tussenplaat toegestaan, mits deze standaard op de trekker aanwezig is.

6. De aandrijflijn bestaande uit motor, koppelingshuis, versnellingsbak en achterbrug, moeten aan elkaar passen zonder tussenplaten, flenzen of aangelaste delen.

7. De turbo moet op de originele plaats zitten.

8. Een intercooler alsook waterinjectie zijn verboden. Intercooler enkel toegestaan mits orgineel op de tractor geleverd.

9. De brandstof moet diesel zijn.

10. Opgesneden banden zijn verboden.

11. De hefinrichting dient aanwezig te zijn (eventueel zonder hefarmen).

12. Zichtbare turbo’s van tractoren moeten afgeschermd worden met minimaal 2 mm plaatstaal.

13. Tractoren die gebruik maken van een turbo, dienen zo kort mogelijk bij de turbo in de uitlaat 2 bouten M10 (8.8), kruislings op een zichtbare plaats door de uitlaatpijp gemonteerd te hebben. Indien de luchtinlaat naar de zijkant is gericht moet ook hierin een kruis van gemonteerd worden. Indien de uitlaatpijp groter is dan 90 mm moet er 2 bouten M10 kruislings en 45° gedraaid t.o.v. van het eerste kruis geplaatst worden. De bevestiging van de bouten dienen vast te zitten aan de turbo.

14. Het toerental van de tractor mag niet meer dan 2700 omw./min. zijn. (voor 2014 aangeraden maar niet verplicht, vanaf 2015 verplicht)

15. De tractor moet een toerentalmeetpunt hebben als volgt: aan de zijkant of voorkant van het vliegwiel van de tractor moet één metalen uitstulping met een minimale hoogte van 5 mm en een minimale breedte van 13 mm aangebracht worden. Op een stabiele bevestiging moet een inductiesensor type PNP met detectieafstand van 5 mm gemonteerd worden op ca. 3 mm afstand van de metalen uitstulping. De sensor moet direct verbonden zijn met een 3-polig Cobo inbouw stekkerhuis ter hoogte van de noodstopaansluiting. De draden worden als volgt aangesloten: de massa (blauw) aan de – pin (31), voeding (bruin) aan de + pin (15/30) en het signaal (zwart) aan de kleine pin (82). (voor 2014 aangeraden maar niet verplicht, vanaf 2015 verplicht)

16. Een heupgordel is verplicht.

17. Een noodstop is verplicht waarvoor geldt dat de noodstop:

a. zich aan de achterzijde in het midden van het voertuig te bevinden, met een maximum van 15 cm uit het midden naar alle richtingen, recht boven het aanhaakpunt op een hoogte van 120 cm boven het aanhaakpunt.

b. De luchtinlaat af te sluit, zodanig dat de motor geen toeren en geen vermogen meer kan op bouwen.

18. De indeling in reeksen gebeurd door elke organisatie afzonderlijk, tenzij de wedstrijd deel uitmaakt van een specifieke competitie, dan worden deze reeksen aangehouden.

Sporttractoren

Voor sporttractoren (sport-, supersport- en megasporttractoren) gelden volgende regels:

1. De tractor moet voorzien zijn van de standaard achterbrug, de standaardbehuizing van de versnellingsbak en een standaard motorblok. De tractor mag zijn voorzien van maximaal 1 turbo.

2. De motor moet uiterlijk origineel zijn.

3. Tussen de motor en het koppelingshuis is een tussenplaat toegestaan, mits deze standaard op de trekker aanwezig is.

4. De aandrijflijn bestaande uit motor, koppelingshuis, versnellingsbak en achterbrug, moeten aan elkaar passen zonder tussenplaten, flenzen of aangelaste delen.

5. De turbo (maximaal 1 druktap/turbo), het inlaatspruitstuk en de brandstofpomp zijn vrij te bepalen.

6. Een intercooler is toegestaan.

7. De brandstof moet diesel zijn.

8. De banden mogen opgesneden zijn.

9. Het aanhaakpunt mag maximaal 50 cm hoog zijn, gemeten vanaf de grond.

10. Turbo’s van tractoren moeten afgeschermd worden met minimaal 2 mm plaatstaal.

11. Tractoren die gebruik maken van een turbo, dienen zo kort mogelijk bij de turbo in de uitlaat 2 bouten M10 (8.8), kruislings op een zichtbare plaats door de uitlaatpijp gemonteerd te hebben. Indien de luchtinlaat naar de zijkant is gericht moet ook hierin een kruis van gemonteerd worden. Indien de uitlaatpijp groter is dan 90 mm moet er 2 bouten M10 kruislings en 45° gedraaid t.o.v. van het eerste kruis geplaatst worden. De bevestiging van de bouten dienen vast te zitten aan de turbo.

12. Het toerental van de tractor mag niet meer dan 3000 omw./min. zijn.

13. De tractor moet een toerentalmeetpunt hebben als volgt: aan de zijkant of voorkant van het vliegwiel van de tractor moet één metalen uitstulping met een minimale hoogte van 5 mm en een minimale breedte van 13 mm aangebracht worden. Op een stabiele bevestiging moet een inductiesensor type PNP met detectieafstand van 5 mm gemonteerd worden op ca. 3 mm afstand van de metalen uitstulping. De sensor moet direct verbonden zijn met een 3-polig Cobo inbouw stekkerhuis ter hoogte van de noodstopaansluiting. De draden worden als volgt aangesloten: de massa (blauw) aan de – pin (31), voeding (bruin) aan de + pin (15/30) en het signaal (zwart) aan de kleine pin (82).

14. Een heupgordel is verplicht.

15. Een noodstop is verplicht waarvoor geldt dat de noodstop:

a. Zich aan de achterzijde in het midden van het voertuig te bevinden, met een maximum van 15 cm uit het midden naar alle richtingen, recht boven het aanhaakpunt op een hoogte van 120 cm boven het aanhaakpunt.
b. De luchtinlaat af te sluit, zodanig dat de motor geen toeren en geen vermogen meer kan op bouwen.

16. Een dodemansgashendel is verplicht en dient zo te werken dat bij meer gas de hendel naar voren moet worden gedrukt.

17. Afscherming van het koppelingshuis d.m.v. staalplaten met een dikte van 10 mm, of een goedgekeurde schervendeken (keuringsmerk dient op de deken te staan of een keuringsbewijs dient op verzoek voorgelegd te kunnen worden). Vanaf 5 cm voor het vliegwiel tot 10 cm na de druklager.

18. De indeling in reeksen gebeurd door elke organisatie afzonderlijk, tenzij de wedstrijd deel uitmaakt van een specifieke competitie, dan worden deze reeksen aangehouden en gelden ook de technische reglementen van de competitie in kwestie.

19. Niet verplicht maar wel aangeraden voor (mega/super) sporttractoren:

a. Afscherming van de versnellingsbak
b. Montage van stalen vliegwielen
c. Montage van 2 chassisbalken, van achteras tot aan motorblok en op 3 plaatsen bevestigd.
d. Dragen van brandwerende kleding
e. Dragen van een veiligheidshelm.
f. Brandblusser op de tractor (min. 1.5 kg)
g. Rolkooi, indien dit aanwezig zijn punten 3, 4 en 5 verplicht.
h. Wit licht achteraan en eventueel een zoemer, die ingeschakeld worden bij het nemen van de achteruitrijdversnelling.

Algemene regels Duitse klasse

1. In de duitse klasse word er een trekhaak hoogte van 80 cm gehanteerd.

2. In deze klasse is een degelijke steigerbegrenzing verplicht (zie punt 9 “trekkend voertuig”).

Zonder degelijke steigerbegrenzers mag de deelnemer niet deelnemen aan de duitse klasse.

3. Algemene regels en veiligheidsvoorschriften gelden integraal ook voor deze klasse.

Algemene veiligheidsregels jeeps

1. Deze voorzien zijn van een goed bevestigde trekhaak met een maximale hoogte van 70cm.

2. Indien de trekhaakhoogte zich tussen de 50cm en 70cm bevindt en het om een voertuig gaat dat niet ingeschreven werd op de openbare weg, dan dient het voertuig over steigerbegrenzers te beschikken.

3. De gewichten goed bevestigd zijn. Er mogen geen gewichten los in de cabine liggen.

4. Gewichten mogen vooraan aan het voertuig bevestigd zijn met als maximum 70cm gemeten vanaf de grill van de motorkap.

5. Er mogen zich slechts het aantal personen in de jeep bevinden waarvoor er ook plaatsen met veiligheidsgordels voorzien zijn in het voertuig.

6. Het voertuig beschikt over goed werkende remmen en een werkende parkeerrem.

7. Brandstof die toegelaten wordt is diesel, tenzij het voertuig origineel op benzine of LPG draait.

8. Het voertuig dient BA (België) / WA+ (Nederland) verzekerd te zijn en deze polis dient een clausule voor deelname aan ‘pulling-wedstrijden’ te bevatten. De deelnemer moet dit aan de organisatie kunnen aantonen.

9. Er wordt een onderscheid gemaakt in de standaardjeeps en de jeeps gebouwd voor trekkertrek en cross:

a. Voor standaardjeeps geldt de originele cabine als veilgheidscabine.
b. Voor omgebouwde jeeps geldt dat deze dienen te beschikken over een rolkooi of minimum een rolbeugel.

Bij enige twijfel qua voldoening aan het regelement en de eisen van de in ingeschreven klassen kan het bestuur steekproefsgewijs controle doen op eender welke trekker en indien nodig de deelnemer en trekker van klasse veranderen of diskwalificeren.